Diorama

Aan de rechterkant wordt u een diorama getoond van het kwartier van de Zoete­laars naar een gravure van Hendrik Honsius uit 1630.

Wanneer een stad op de Spanjaarden moest worden veroverd werden boeren gecontracteerd die een dorpje van kleine huisjes opzetten alwaar de troepen, naast het door de kwartiermeester verstrekte brood, een stuk spek, kaas of worst konden kopen, alsmede een pint bier of een glas wijn.

Het diorama, gebaseerd op historische ge­gevens, geeft een beeld van de bevoorrading met levensmiddelen tijdens de 80-jarige oorlog.

In de praktijk leefden de veldlegers tot omstreeks 1675 meestal ‘van het land’. Dat betekende dat de troepen en de zogeheten fourageurs bij het opslaan van een kampement zelf op zoek moesten naar eten in de omgeving. Dat kon door simpelweg zelf eten van het land te halen of door bij lokale bewoners aan te kloppen voor voedsel. Het is evident dat de oorlogsvoering in die tijd dus seizoensgebonden was. Wintercampagnes waren dan ook zeer zeldzaam. Dit ‘van het land leven’ bleek in de praktijk zelfs in de zogenaamde ‘goede maanden’ vaak lastig, vooral als grote troepenconcentraties zich ver van de eigen steden begaven en niet gemakkelijk bevoorraad konden worden. Als een leger honger leed, zag het zijn omvang snel afnemen. Enerzijds door ziekte en sterfgevallen, maar vooral door desertie. Daarom bleek het tijdens de Tachtigjarige Oorlog niet mogelijk om een troepenmacht groter dan circa 25.000 man bij elkaar te houden.